Ik ben er. Eindelijk. Na vijf vluchten, vier eindeloze dagen op een berg dicht bij La Paz en liters cocathee ben ik dan uiteindelijk toch in Sucre geraakt. Mijn vader, Mirko, en m'n grootvader, Jaime, hebben me opgehaald aan de luchthaven. Nooit was ik zo zenuwachtig als op het moment net voordat ik hen ontmoette. Mirko blijkt chirurg te zijn. Aangzien er nog iemand op zijn operatietafel lag, moest hij zo snel mogelijk terug. Ik werd aan de zorgen van Jaime overgelaten. Die liet me plaatsnemen in een zwarte geblindeerde auto mét chauffeur. De luchthaven van Sucre is vijf minuten rijden van het centrum van de stad. De buitenwijken lijken op die van La Paz, maar dan schoner. Na een paar minuten ontvouwde Sucre zich voor me als een zee van terracotta en wit. We reden de stad in en zetten Jaime af aan een immens wit gebouw. Hij is daar ministre of zoiets. Vijf minuten later zouden we hem terug oppikken. Ondertussen kreeg ik een tour van de chauffeur. In het Spaans. Ik verstond er nog iets van ook. In Sucre zijn de meeste wegen eenrichtingsverkeer. Op iedere straathoek vind je een kerk, allemaal wit, allemaal om ter mooist. Centraal in de stad ligt een groot plein/park. Hier komt de jeugd iedere dag samen, zitten oude mannen de krant te lezen en slenteren koppeltjes steeds hetzelfde rondje onder de palmbomen. Nadat we Jaime terug oppikten, reden we naar zijn huis. Daar wachtte Jacqueline op me, m'n moeder. Ze is advocate en nam me mee om de kinderen op te pikken, Fabrizzio (18), Valentina (13) en Luciana (11). Jacqueline spreekt een aardig mondje Engels. Godzijdank. Ook Fabrizzio kan Engels. Hij zal het nodig hebben, hij vertrekt einde augustus naar de USA.
Op naar la casa. Het huis van mijn familie ligt op een van de heuvels waartussen Sucre zich heeft genesteld. Jacqueline toonde me m'n kamer. Het is verbazingwekkend. Mijn raam geeft uitzicht op heel Sucre en het onherbergzame landschap daarachter. Ik kreeg er de tranen van in m'n ogen. De lunch volgde. Typisch Boliviaans. Een hoop vlees dus :D. Ze hebben hier een meid, Rosa. Zij werkt in het huis van tien tot vier, kookt, wast, poetst,... t'Is een echte Bolivaanse, met vlechten in haar haar en maar drie boventanden, waarvan één gouden.
Na het eten vertrok de hele familie en was het huis helemaal van mij. En toen kwam het besef. Dit is het. Hier zal ik de komende tien maanden leven. En dat is hard. Heel hard. Ik denk dat het nooit tot me is doorgedrongen waar ik eigenlijk aan begon. Zelfs niet toen ik op het vliegtuig stapte, zelfs niet toen ik in La Paz was. Pas hier, in m'n kamer met het onbetaalbare uitzicht besef ik waar ik aan begonnen ben. Maar ik ga er het beste van maken. De komende weken en maanden zullen moelijk zijn, maar ik vertrouw nog steeds hoopvol op de toekomst.
veel liefs uit la Ciudad Blanca
Lene
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Dag Lene,
Blij te horen dat je goed bent aangekomen en dat je 'familie' je goed heeft onthaald.
Voor mij is 'de Witte Stad' Lüdenscheid in Duitsland. Daar heb ik tussen december 1978 en juni 1979 mijn legerdienst gedaan. Wij hebben die stad gedoopt als 'de Witte Stad' omdat in West-Europa nooit zoveel sneeuw heeft gelegen als in die periode. Half april 1979 heb ik een halve week platte rust moeten houden vanwege een verstuikte voet, opgelopen op het laatste stukje ijs van de voorbije winter.
Hou je goed en post maar lekker veel van die fraai geschreven stukjes.
Hartelijke groeten,
Nonk Frans in Brussel
Een reactie posten